Ziekmelding na ontslagaanvraag UWV
Een werkgever mag een arbeidsovereenkomst met een werknemer opzeggen nadat hij voor die opzegging toestemming heeft gekregen van het UWV. Bij ziekte geldt een opzegverbod. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer wegens ziekte arbeidsongeschikt is, tenzij die arbeidsongeschiktheid twee jaar heeft geduurd.
Wanneer een werknemer weet dat de werkgever een ontslagvergunning bij het UWV gaat aanvragen, kan de werknemer zich snel ziek melden. Als de werkgever van het UWV een ontslagvergunning krijgt, kan de werkgever daar geen gebruik van maken omdat opzegging tijdens ziekte verboden is. Om te voorkomen dat een werknemer “vlucht in ziekte” wanneer een ontslag in de lucht hangt, is in de wet (art. 7:670 lid 1 sub b BW) een regeling opgenomen. Als de werknemer zich ziek meldt nadat de aanvraag voor de ontslagvergunning door het UWV is ontvangen, is het opzegverbod wegens ziekte niet van toepassing.
In een procedure waarover het Gerechtshof Arnhem op 12 november 2010 een uitspraak heeft gedaan (LJN: BY1134) was het volgende aan de orde. De werkgever had op 4 augustus 2010 aan het UWV toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst op te mogen zeggen. Dezelfde dag had de werkgever de werknemer medegedeeld dat hij een ontslagaanvraag had ingediend bij het UWV; kort daarna, diezelfde dag, meldde de werknemer zich ziek. Op 5 augustus 2010 deelde het UWV de werkgever mee dat de ontslagaanvraag niet compleet was, waarna de werkgever het UWV aanvullende gegevens heeft verzonden op 5 of 6 augustus 2010.
Het UWV verleende de opzegvergunning, waarna de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. De werknemer deed vervolgens een beroep op het opzegverbod tijdens ziekte. De werkgever stelde zich op het standpunt dat de werknemer zich had ziek gemeld nadat de ontslagaanvraag door het UWV was ontvangen, zodat op grond van art. 7:670 lid 1 sub b BW het ontslagverbod tijdens ziekte niet van toepassing was. Dat er op 6 augustus 2010 nog nadere stukken zijn overgelegd aan het UWV, maakte dit volgens de werkgever niet anders. De ziekmelding was volgens de werkgever pas aan het eind van de werkdag gedaan, nadat de werknemer in een persoonlijk gesprek geïnformeerd was over de ontslagaanvraag. Volgens de werkgever blijkt hieruit dat de ziekmelding verband houdt met het aangezegde ontslag en stelde zich op het standpunt dat de wetgever deze “vlucht in ziekte” nu juist heeft willen voorkomen.
Volgens het Hof mocht de werknemer zich echter toch op het opzegverbod beroepen. Het Hof motiveerde haar oordeel met een beroep op de parlementaire geschiedenis bij art. 7:670 lid 1 sub b BW, omdat tijdens de behandeling van het wetsontwerp in 1997/1998 is overwogen dat een werknemer die ziek wordt op de dag van ontvangst van de ontslagaanvraag door het UWV zich nog kan beroepen op het opzegverbod. De omstandigheid dat de werkgever de werknemer op dat moment al had medegedeeld dat de werkgever een ontslagvergunning had aangevraagd, doet daaraan volgens het Hof niet af.
Het valt te betwijfelen of het Hof met deze uitspraak recht doet aan de ratio van artikel 7:670 lid 1 sub b BW: het voorkomen van ziekmeldingen door werknemers wanneer een ontslag in de lucht hangt. Als gevolg van dit arrest zullen werkgevers er ongetwijfeld vaker voor gaan kiezen om een werknemer pas op de dag erna te informeren over een ingediende ontslagaanvraag. Werknemers kunnen deze handelwijze als hard of onpersoonlijk ervaren, maar dat is het gevolg van deze manier van uitleg en toepassing van de wettelijke bepaling.
Het besproken arrest kunt u hier lezen.