Werknemers die met vuur spelen...
Over het algemeen gaat het een werkgever niets aan wat een werknemer buiten werktijd doet. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij een gedraging van een werknemer de belangen van de werkgever schaadt. Wat sommige werknemers zich kennelijk onvoldoende realiseren is dat een misplaatste hobby of een misdraging in het weekend, toch kan leiden tot een ontbindingsverzoek en dat zo'n verzoek kan worden toegewezen.
Zo blijkt ook uit een recente uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Hier werd een werknemer, die al 21 jaar als engineer voor Fokker werkte, ontslagen omdat hij betrapt was met vuurwerk. Hij had een zelfgemaakte vuurwerkcreatie, wellicht in een niet erg goed doordachte actie, aan een hek van de vliegbasis Woensel bevestigd. Nadat het vuurwerk niet was afgegaan, werd de creatie de volgende ochtend aangetroffen door de Koninklijke Marechaussee. De werknemer werd een paar dagen daarna door Justitie in voorlopige hechtenis gesteld. Nadat Fokker van dit voorval op de hoogte was geraakt, verzochten zij de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De werknemer verweerde zich en stelde dat hij sinds enige maanden geïnteresseerd was in de pyrotechniek. Hij betreurde het voorval mag zag geen grond voor ontbinding nu er geen enkele relatie bestond tussen zijn werk en de door hem verrichte activiteiten op het gebied van pyrotechniek. De kantonrechter was het daar echter niet helemaal mee eens. Nu de betreffende werknemer werkzaam was in de internationale luchtvaart waar veiligheid één van de belangrijkste voorwaarden is en hij als engineer vliegtuigen repareert, had hij moeten beseffen dat dit gedrag niet toelaatbaar was. Aldus het vonnis.
Dat dergelijke zaken zich vaker voor doen, mag voor zich spreken. Zo werd een werknemer van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) ontslagen nadat hij met een aantal biertjes teveel op met de auto was gaan rijden. De rechter oordeelde dat het CBR een publieke taak vervult op het terrein van verkeersveiligheid. Deze bijzondere omstandigheid impliceert dat op de medewerkers van het CBR de verantwoordelijkheid rust om zowel binnen als buiten werktijden te voldoen aan hogere integriteitseisen. Het vonnis kan hier worden gelezen
In een ander geval werd een leerkracht, die kennelijke een vete had met haar zwager en schoonzus, ontslagen omdat zij bij een foto van haar nichtje het gezicht had vervangen door een doodshoofd. Deze bewerkte foto gooide zij bij de ouders in de brievenbus. De ouders deden -begrijpelijk- aangifte bij de politie. Ook hier oordeelde de rechtbank, en later het hof, dat het gegeven ontslag in stand kon blijven. Het handelen kon niet los worden gezien van haar hoedanigheid van groepsleerkracht. De door haar verrichte handelingen ten aanzien van de foto van het minderjarige schoolgaande kind raakt immers haar hoedanigheid als groepsleerkracht, aan wie de dagelijkse zorg voor minderjarige kinderen is toevertrouwd en aan wie ook een opvoedkundige taak toekomt. Lees de uitspraak hier.
Het verweer dat de gedraging buiten werktijd heeft plaatsgevonden gaat dus niet op. Wel dient er een duidelijk verband te zijn tussen de misdraging en het beroep. Hierbij is het van belang dat, gelet op de aard van de werkzaamheden, een dergelijke gedraging in het geheel niet door de beugel kan.