Vennoten van een VOF en een CV zijn ook aansprakelijk voor reeds bestaande schulden
In zijn arrest van 13 maart 2014 heeft de Hoge Raad beslist dat de vennoten van een VOF en de beherende vennoten van een CV ook aansprakelijk zijn voor schulden van de VOF of de CV die reeds ontstaan waren voor hun toetreding als vennoot.
In deze zaak ging het om een commanditaire vennootschap (CV), Carlande Dienstverlening CV, die geconfronteerd werd met een aanzienlijke claim van het pensioenfonds. De claim van het pensioenfonds had betrekking op de periode vanaf februari 2010. Toen de CV niet betaalde, sprak het pensioenfonds de beherend vennoot aan tot betaling van de schulden. De aansprakelijkheid voor beherende vennoten van een CV voor de schulden van een CV volgt uit artikel 18 Wetboek van Koophandel (WvK) en artikel 19 lid 2 WvK. De aangesproken beherend vennoot verweerde zich met de stelling dat hij in elk geval niet aansprakelijk kon zijn voor vorderingen die al ontstaan waren voordat hij was toegetreden (op 17 augustus 2010). De Hoge Raad oordeelde echter dat uit de wet niet blijkt dat de aansprakelijkheid voor beherend vennoten bepekt is tot die vorderingen die pas zijn ontstaan na hun toetreding als vennoot. Eenzelfde regel gold volgens de Hoge Raad ook voor commanditaire vennoten (ook wel stille vennoten genoemd) die het verbod van artikel 20 WvK hebben overtreden (het verrichten van daden van beheer of werkzaam zijn voor de CV). Deze commanditaire vennoten zijn bij een dergelijke overtreding ook aansprakelijk voor schulden die reeds ontstaan zijn voordat de overtreding plaatsvond.
De Hoge Raad voegde er aan toe dat met de hiervoor geformuleerde regel de rechtszekerheid is gediend, aangezien de schuldeiser van een VOF of een CV nu geen onderzoek meer hoeft te doen naar het ontstaansmoment van een schuld (en de datum van de toetreding van een vennoot). Degene die overweegt als vennoot toe te treden tot een VOF of een CV dient er zelf voor te zorgen dat hij inzage krijgt in de schuldenpositie van de VOF of de CV of dat hij de gelegenheid krijgt om dit zelf te onderzoeken. Bovendien kan hij garanties bedingen van de overige vennoten en afspraken maken over de (interne) draagplicht ten aanzien van bestaande schulden, aldus de Hoge Raad.
Tenslotte merkte de Hoge Raad op dat de wettelijke regeling van de maatschap een andere is dan de wettelijke regeling voor de VOF en de CV, aangezien een maat in beginsel alleen zichzelf bindt. Indien de gehele maatschap toch is verbonden, dan zijn de maten niet hoofdelijk, maar voor een gelijk deel aansprakelijk. Het voorgaande is dus niet van toepassing op de maatschap.