Raad van Commissarissen mag niet zijn eigen beloning vaststellen.
De Hoge Raad heeft in een arrest van 6 januari 2012 (LJN: BU6509) bepaald dat de hoogte van de beloning voor commissarissen wordt vastgesteld door de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) en niet door de Raad van Commissarissen (RvC) zelf, ook al verricht een commissaris bestuurswerkzaamheden.
Artikel 2:145 BW schrijft voor dat de beloning van de leden van de RvC wordt bepaald door de AVA. Volgens artikel 2:151 BW kunnen commissarissen tijdelijk bestuurstaken uitvoeren, maar zij maken daarmee nog geen onderdeel uit van het bestuur. Verder bepaalt artikel 2:135 BW dat de statuten kunnen bepalen dat de beloning voor bestuurders door de RvC wordt vastgesteld. In dit geval trad de enig bestuurder van Imeko Holding af. Vervolgens werd door de AVA van Imeko Holding besloten om het bestuur van Imeko Holding op de voet van artikel 2:151 BW over te laten aan de RvC, waarbij een van de commissarissen als zogenaamd gedelegeerd commissaris het bestuur van Imeko Holding op zich nam.
In de statuten van Imeko Holding was op de voet van artikel 2:135 BW opgenomen dat de beloning voor bestuurders werd vastgesteld door de RvC en daarnaast dat de beloning voor de RvC werd vastgesteld door de AvA. De RvC besloot om de gedelegeerd commissaris een extra managementvergoeding toe te kennen (naast de vergoeding die hij reeds ontving als commissaris), omdat deze ook bestuurswerkzaamheden verrichtte. Nadat de relatie tussen de gedelegeerd commissaris en Imeko Holding was beëindigd, ontstond er een conflict tussen Imeko Holding en de gedelegeerd commissaris over de betaling van de door de RvC vastgestelde extra managementvergoeding.
Imeko Holding stelde zich op het standpunt dat de gedelegeerd commissaris geen recht heeft op de extra managementvergoeding, omdat deze vergoeding op de voet van artikel 2:145 BW en de statuten door de AVA had moeten worden vastgesteld en niet door de RvC. De rechtbank stelde in eerste aanleg vast dat de AVA de door de RvC toegekende extra managementvergoeding van de gedelegeerd commissaris had moeten goedkeuren en dat de gedelegeerd commissaris geen recht had op de extra vergoeding, aangezien de beloningen voor commissarissen alleen door de AVA kunnen worden vastgesteld. In hoger beroep oordeelde het Gerechtshof echter dat de RvC wel degelijk de vergoeding kon en mocht vaststellen, omdat de statuten op de voet van artikel 2:135 BW bepaalden dat de beloning van de bestuurders door de RvC werd vastgesteld.
Aangezien de gedelegeerd commissaris bestuurswerkzaamheden verrichtte en daarmee deel uitmaakte van het bestuur, mocht de RvC zelf die vergoeding bepalen en was de goedkeuring van de AVA niet nodig, aldus het Gerechtshof.
De Hoge Raad stelde Imeko Holding alsnog in het gelijk. Volgens de Hoge Raad betekent het enkele feit dat een commissaris, zoals in het onderhavige geval, ook bestuurswerkzaamheden verricht, niet dat de betreffende commissaris deel uitmaakt van het bestuur. De extra beloning voor de commissaris die (ook) bestuurswerkzaamheden verricht moet dus ook op de voet van artikel 2:145 BW worden vastgesteld door de AVA. Hoge Raad acht deze regel van belang in het kader van duidelijke verhoudingen binnen de vennootschap op het punt van de bevoegdheidsverdeling en om belangenconflicten bij de toekenning van beloningen aan bestuurders en commissarissen te voorkomen. Het gevaar ligt namelijk op de loer dat anders de RvC zichzelf een te hoge beloning toekent. Dit ligt vanzelfsprekend anders indien een (gedelegeerd) commissaris aftreedt en vervolgens tot bestuurder wordt benoemd. In dat geval kan de RvC, mits dat in de statuten is vastgelegd, wel de beloning voor de nieuwe bestuurder vaststellen. Uit het hiervoor besproken arrest volgt in elk geval dat men er goed op moet letten dat het juiste orgaan de beloningen binnen de onderneming vast stelt.
Het in dit artikel besproken arrest kunt u hier teruglezen.