Herroeping ontbindingsbesluit BV is mogelijk
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 december 2014 beslist dat het mogelijk is om een aandeelhoudersbesluit waarbij een besloten vennootschap wordt ontbonden, kan worden herroepen.
In de wet staat dat de aandeelhouders bij besluit een BV kunnen ontbinden. Het was echter onzeker of een dergelijk ontbindingsbesluit zou kunnen worden herroepen. In de lagere rechtspraak en in de literatuur werd wel aangenomen dat het mogelijk was om een ontbindingsbesluit te herroepen.
De Hoge Raad verwees in zijn arrest naar een eerdere uitspraak (HR 10 maart 1995, NJ 1995/595) waarin hij bepaalde dat voor een besluit tot intrekking van een eerder besluit geen andere vereisten gelden dan in het algemeen gelden voor een aandeelhoudersbesluit. Volgens de Hoge Raad geldt datzelfde ook voor de intrekking van een ontbindingsbesluit. Daarbij speelt ook een rol dat de wetgever geen specifieke wettelijke regeling heeft gemaakt voor de intrekking van een ontbindingsbesluit. In beginsel moet een besluit tot intrekking van een ontbindingsbesluit dus toelaatbaar worden geacht.
Wel moet volgens de Hoge Raad de voorwaarde worden gesteld dat daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de eisen van rechtszekerheid en de rechten en belangen van derden. In dat kader stelt de Hoge Raad vast dat een besluit tot herroeping in elk geval niet kan worden genomen door een BV die op grond van artikel 2:19 lid 4 (op grond van het feit dat de vereffening reeds is geëindigd) of lid 6 ( de vennootschap reeds heeft opgehouden te bestaan omdat er geen bekende baten waren)niet meer bestaat. Aangezien derden geen nadeel mogen lijden door het herroepingsbesluit kan dit onder omstandigheden betekenen dat aan de betreffende derde compensatie of zekerheid moet worden aangeboden. Het besluit tot herroeping krijgt pas rechtsgevolg indien de rechter op verzoek van de BV een daartoe strekkende verklaring heeft afgegeven. Tussenkomst van de rechter is dus vereist. Als de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan wordt de uitspraak in het Handelsregister ingeschreven. De BV zal de rechter in staat moeten stellen om te kunnen vaststellen of geen afbreuk wordt gedaan aan de eisen van rechtszekerheid en de rechten en belangen van derden. De BV zal dus de nodige informatie moeten verstrekken. In elk geval behoort tot die informatie onder meer: het ontbindingsbesluit, het herroepingsbesluit en informatie over de vermogenstoestand van de BV. Aan de hand van die informatie moet de rechter oordelen of aan de hiervoor door de Hoge Raad gestelde eisen wordt voldaan.