Habe nichts (nur € 700.000 Dividend ...)
Ondernemingen die door hun slechte financiële situatie geen geld hebben om aan werknemers ontslagvergoedingen te betalen, kunnen een beroep doen op het “Habe-nichts, habe wenig”-verweer. Kort daarvoor een aanzienlijke dividenduitkering doen is uiteraard niet geloofwaardig, zoals hierna zal blijken. Voor de kantonrechter kan een goed onderbouwd “Habe-nichts, habe wenig”-verweer echter reden zijn om van de kantonrechtersformule af te wijken en geen, of een lagere, ontslagvergoeding aan de werknemer toe te kennen.
Begin dit jaar diende de kantonrechter te Hoorn een beroep op dit verweer te beoordelen. De werkgever (aannemingsbedrijf G. Noor BV) had een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gedaan i.v.m. de slechte bedrijfseconomische situatie waardoor een aantal functies binnen haar onderneming zou vervallen en het personeel moest afvloeien. De kantonrechter achtte aannemelijk dat de omzet en bedrijfsresultaten sinds 2011 zodanig slecht waren dat (acuut) ingrijpen in de bedrijfsvoering noodzakelijk was. Verwacht werd niet dat de omzet in 2013 zou stijgen.
Bij de vaststelling van de hoogte van de ontslagvergoeding hanteerde de kantonrechter als uitgangspunt dat een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden geheel in de risicosfeer van de werkgever ligt.
In dit geval woog echter mee dat de werkgever een negatief eigen vermogen en een slechte liquiditeitspositie had en dat toekenning van een “neutrale” ontslagvergoeding aan alle af te vloeien werknemers waarschijnlijk zou leiden tot een faillissement.
Anderzijds constateert de kantonrechter dat de werkgever die slechte liquiditeitspositie en dat negatieve eigen vermogen deels aan zichzelf te wijten heeft door de uitbetaling van € 700.000,00 dividend in 2010, in welke periode de problemen in de bouw zich al ruimschoots hadden geopenbaard. Bovendien had de werkgever zich, zonder gebleken noodzaak, jegens de bank in 2010 hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor een lening van 1,7 miljoen euro aan de moedervennootschap (Stuko Holding) in verband met de financiering van een overname. De werkgever had enkele tonnen aan de bank betaald en de vordering die zij daardoor had gekregen op de Holding, was niet op korte termijn te incasseren.
Volgens de kantonrechter had de werkgever daarom in 2010 en 2011 een financiële voorziening voor eventueel af te vloeien werknemers moeten nemen. Het verweer dat zij geen vergoeding kan betalen, werd daarom gepasseerd en aan de betreffende werknemer werd een ontslagvergoeding toegekend met toepassing van correctiefactor 0,5 (€ 31.000,00 bruto). De uitspraak van de kantonrechter kunt u hier lezen.
Een beroep op het “Habe-nichts, habe wenig”-verweer dient goed cijfermatig onderbouwd te zijn. In de aanbevelingen van de kring van kantonrechters wordt vermeld aan welke eisen dient te zijn voldaan en met welke stukken een beroep op de slechte financiële positie moet worden onderbouwd. Indien sprake is van bedrijfsbeëindiging, omzetvermindering of reorganisatie, kan met een geslaagd en tijdig (!) beroep op dit verweer het faillissement van de onderneming worden afgewend.