Girale betalingen rond faillissement
Indien een failliete (rechts)persoon betalingen heeft gedaan rond zijn faillissement, kunnen deze betalingen in bepaalde gevallen worden teruggedraaid door de curator. Dit komt doordat de failliet op de dag der faillietverklaring het beheer en de beschikking over zijn vermogen verliest. De failliet mag dus geen rechtshandelingen meer verrichten na de uitspraak van zijn faillissement (de gehele dag van de uitspraak meegerekend!). Bij een girale betaling zitten er echter meerdere stappen tussen het afschrijven bij de failliet en het bijschrijven bij de crediteur. Een betalingsopdracht wordt namelijk niet interbancair afgewikkeld maar verloopt met een u-bocht via de Nederlandsche Bank. Het is dus de vraag op welk moment het bedrag uit het vermogen van de failliet is en daarmee wanneer de betaling nog door de curator kan worden teruggevorderd. Recentelijk heeft de Hoge Raad bepaald dat de curator betalingen nog kan terugvorderen die op de dag van de faillietverklaring worden bijgeschreven op de rekening van de crediteur. De Hoge Raad komt met deze uitspraak terug op een eerder uitspraak.
Oude situatie: Vis q.q. / NMB (ECLI:NL:HR:1989:AD0705, NJ 1990/1)
De Hoge Raad bepaalde in het arrest Vis q.q./NMB dat een curator een bedrag terug kon vorderen, indien de giroinstelling aan welke de overschrijvingsopdracht werd gegeven, bij aanvang van de dag van de faillietverklaring nog niet alle handelingen had verricht, die nodig waren om de betaling te verrichten. Dus de bank van de failliet moest het bedrag hebben afgeschreven van de bankrekening en het bedrag moest zijn overgemaakt naar de Nederlandsche Bank. Op dat moment heeft de bank van de failliet alle handelingen verricht die nodig waren om de betaling te verrichten. Indien deze handelingen allemaal gelegen waren vóór de dag van de faillietverklaring, dan kon het bedrag niet worden teruggevorderd. In de oude situatie moest de curator dus volledig nagaan wat de status was van de betaling waartoe de failliet opdracht had gegeven. Deze regel was dan ook niet alleen arbeidsintensief maar leidde ook tot verschillende uitkomsten. Indien de failliet en de crediteur (waarnaar het bedrag werd overgemaakt) bij de zelfde bank bankierden, dan was de betaling voltooid zodra het bedrag door de bank was bijgeschreven op de rekening van de crediteur. Indien de failliet en crediteur (waarnaar het bedrag werd overgemaakt) ieder bij een andere bank bankierde, dan was de betaling voltooid zodra de bank het bedrag had overgemaakt naar de Nederlandsche Bank. De Hoge Raad vond deze uitkomst niet wenselijk en heeft de regel aangepast.
Nieuwe situatie: (Gunning q.q. / JPR) (ECLI:NL:HR:2015:689)
In de nieuwe situatie wordt er enkel gekeken naar het tijdstip waarop het bedrag word bijgeschreven bij de crediteur. Indien dat is gebeurd vóór de dag van de faillietverklaring dan kan deze betaling niet worden teruggevorderd. Indien dat is gebeurd op de dag van de faillietverklaring (of op de dagen daarna) dan kan de curator het bedrag wel terugvorderen. De Hoge Raad stelt dat deze regel meer in lijn is met het Burgerlijk Wetboek en de beginselen van de Faillissementswet. Volgens het Burgerlijke Wetboek is er pas betaald indien het bedrag is bijgeschreven op de bankrekening van de crediteur (art. 6:114 lid 2 BW). De Hoge Raad is van mening dat dit tijdstip dan ook als uitgangspunt moet worden genomen.
De nieuwe regel is een stuk simpeler en efficiënter. Het zal immers voor alle betrokken partijen direct duidelijk zijn of het bedrag door de curator teruggevorderd kan worden of niet.