De “Wet van Dam” van toepassing op al bestaande abonnementen.

Op 1 december 2011 is de “Wet van Dam” in werking getreden. Deze wet beoogt de stilzwijgende verlenging van onder meer  lidmaatschappen, en abonnementen die gesloten worden door consumenten aan banden te leggen.  De wet bepaalt dat een beding in algemene voorwaarden als onredelijk bezwarend wordt aangemerkt indien dat beding er toe leidt tot stilzwijgende verlenging of vernieuwing voor een bepaalde dan wel tot een stilzwijgende voortzetting in een overeenkomst voor onbepaalde tijd zonder dat de consument de bevoegdheid heeft om de voortgezette overeenkomst te allen tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand (artikel 3:236 sub j Burgerlijk Wetboek).

Ondanks de stilzwijgende verlenging moet een consument de overeenkomst altijd op kunnen zeggen met een opzegtermijn van maximaal één maand. De wet bepaalt echter niet of deze ook van toepassing is op overeenkomsten die ten tijde van de inwerkingtreding van de wet – op 1 december 2011 - reeds bestonden.

In een procedure bij de Kantonrechter te Roermond kwam aan de orde de vraag of de Wet van Dam ook van toepassing is op abonnementen die zijn afgesloten voor de inwerkingtreding van de wet. Het ging in deze zaak over een klant van een sportschool. De klant had op 27 november 2010 een abonnement bij een sportschool afgesloten. In de algemene voorwaarden van de sportschool was een bepaling opgenomen waarin stond dat het abonnement voor de periode van één jaar werd aangegaan en vervolgens telkens stilzwijgend voor de periode van één jaar werd verlengd. De klant zegde het abonnement op 26 januari 2011 op met een opzegtermijn van één maand. De sportschool liet de klant weten dat de kant slechts kon opzeggen tegen 27 november 2012 aangezien op 27 november 2011  het abonnement met één jaar was verlengd. De klant was het er niet mee eens en stelde dat, aangezien  de Wet van Dam van toepassing was, de bewuste bepaling in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend was en dat hij het abonnement kon opzeggen met een opzegtermijn van één maand.

De Kantonrechter stelde de klant in het gelijk. De Kantonrechter stelde vast dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat in de Wet van Dam een specifieke overgangsregeling is opgenomen die er op neerkomt dat de wet een jaar na de publicatie in het Staatsblad (derhalve 1 december 2011) in werking was getreden en ook op reeds op dat moment bestaande abonnementen van toepassing was. De gewraakte bepaling in de algemene voorwaarden van de sportschool was derhalve onredelijk bezwarend en de klant heeft terecht een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de bewuste bepaling.

De uitspraak kunt u hier nalezen.