Bestuurder onregelmatig ontslagen: concurrentiebeding vervalt!

 

Een statutair bestuurder van een BV wordt door de aandeelhoudersvergadering ontslagen en treedt nog dezelfde dag (!) in dienst bij een concurrent. De werkgever beroept zich op overtreding van het concurrentiebeding en eist betaling van een boete van € 75.000. De bestuurder stelt zich op het standpunt dat het concurrentiebeding is vervallen omdat de opzegtermijn niet in acht is genomen.

De werkgever kan geen rechten ontlenen aan het concurrentiebeding, indien de werkgever wegens de manier waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd schadeplichtig is. De werknemer is dan ontslagen uit het concurrentiebeding (artikel 7:653 lid 2 BW).

Wanneer de opzegtermijn niet in acht is genomen, is de opzegger schadeplichtig wegens onregelmatigheid (ontijdigheid) van de opzegging (artikel 7:677 BW)[1].

In de zgn. 15 april-arresten oordeelde de Hoge Raad[2] dat een ontslagbesluit niet alleen leidt tot beëindiging van de functie van bestuurder, maar in beginsel tevens beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de bestuurder tot gevolg heeft. Een uitzondering is mogelijk bij een wettelijk ontslagverbod of indien partijen anders zijn overeengekomen. Deze regel geldt zowel indien de bestuurder ontslag neemt (dat kan eenzijdig[3]) als indien de aandeelhoudersvergadering de bestuurder ontslaat. Wel dient de toepasselijke opzegtermijn in acht genomen te worden.

De bestuurder was in 2007 aanvankelijk als sales manager in dienst getreden bij Dehaco International BV. In de arbeidsovereenkomst stond een concurrentiebeding dat hem verbood twee jaar na de arbeidsovereenkomst in een straal van 1500 km vanaf Utrecht gelijksoortige werkzaamheden te verrichten. Op 25 november 2009 is hij benoemd tot statutair bestuurder. De bestuurder was daarnaast voor 40% aandeelhouder in Dehaco.

Op 24 december 2012 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van Dehaco hem als bestuurder ontslagen. Diezelfde dag (!) is de bestuurder in dienst getreden bij een concurrent. Dehaco vordert betaling van een boete van € 75.000 wegens overtreding van het concurrentiebeding. De rechtbank gaf de bestuurder gelijk, wees de vordering tot betaling van de boete af en schorste het concurrentiebeding.

Dehaco legde de zaak in hoger beroep voor aan het Amsterdamse Gerechtshof. Dehaco stelde dat de bestuurder zelf per direct ontslag heeft genomen, maar kon dat volgens het Hof niet bewijzen. Een rechtsgeldig ontslag van de statutair bestuurder brengt tevens beëindiging van de arbeidsovereenkomst met zich mee, maar daarbij dient wel de toepasselijke opzegtermijn in acht genomen te worden. Het Hof komt tot de conclusie dat Dehaco de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft beëindigd, schadeplichtig is en aan het concurrentiebeding geen rechten meer kan ontlenen.

De les die hieruit getrokken kan worden is helder: bij ontslag van een statutair bestuurder eindigt tevens diens arbeidsovereenkomst, maar daarbij dient - indien u de bestuurder aan het concurrentiebeding wilt kunnen houden - de toepasselijke opzegtermijn in acht genomen te worden.
De besproken uitspraak kunt u hier lezen.

 

[1] Opzegging met onmiddellijke ingang leidt echter niet tot schadeplichtigheid, wanneer is opgezegd wegens een dringende onverwijld medegedeelde reden (ontslag op staande voet).

[2] HR 15-4-2005, NJ 2005/483: Bartelink / Ciris en NJ 2005/484: Eggenhuizen / Unidek Volumebouw.

[3] Zie over eenzijdige ontslagname: http://www.btu-advocaten.nl/nieuws/hoe-neemt-een-statutair-bestuurder-ontslag