Beslag op een vennootschap die daarna verdwijnt
Een partij die een (opeisbare) vordering op een andere partij heeft die onbetaald blijft, kan tot zekerheid voor de betaling conservatoir beslag leggen op één of meer activa van deze debiteur. Daarvoor is toestemming van de voorzieningenrechter nodig. Vervolgens moet binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn – meestal twee weken – een zogenoemde eis in hoofdzaak worden ingesteld. Dat betekent dat er een procedure wordt opgestart waarin een titel wordt gehaald om de betaling te kunnen afdwingen. Het beslag heeft weliswaar conserverende werking, maar de beslagdebiteur kan wel tijdens het beslag tot verkoop en levering van de beslagen activa overgaan. Die levering is niet ongeldig, want het beslag werkt in die zin alleen in de verhouding tussen de beslaglegger en de beslagdebiteur en de zaken verdwijnen uit het vermogen van de beslagdebiteur. De koper van de beslagen zaken wordt dus ‘gewoon’ eigenaar daarvan. Overigens is het onttrekken van zaken aan een beslag strafbaar, alleen dat heeft evenmin effect op de geldigheid van de levering.
De beslaglegger moet zijn pijlen dus op de beslagdebiteur (blijven) richten, ook als de beslagen zaken aan een derde zijn verkocht en geleverd. Wat nu als de beslagdebiteur na de beslaglegging verdwijnt doordat het een vennootschap is die wordt ontbonden en vervolgens ophoudt te bestaan? Dan is er feitelijk geen tegenpartij meer tegen wie de bodemprocedure kan worden voortgezet. De beslaglegger komt hiermee met lege handen te staan. De Hoge Raad heeft vandaag een beslissing genomen die de beslaglegger toch nog een extra actie geeft. De uitspraak is gedaan in de continuing story rondom het faillissement van Yukos Oil. In 2006 is de Yukos Oil Corporation (een Russische vennootschap) door de rechtbank in Rusland in staat van faillissement verklaart. De vennootschap hield aandelen in Yukos Finance B.V. Op die aandelen werd door enkele crediteuren van Yukos Oil in Nederland beslag gelegd ten laste van Yukos Oil. De Russische curator van Yukos Oil heeft ondanks dat beslag de aandelen in Yukos Finance verkocht aan Promnefstroy, indirect een Russisch overheidsbedrijf. Op 15 november 2007 werd het faillissement van Yukos Oil door de Russische rechter beëindigd, waarmee Yukos Oil ophield te bestaan. De beslagleggers zaten nu met het probleem dat zij een eis in hoofdzaak hadden lopen in Nederland tegen een partij die niet meer bestond, terwijl de aandelen waarop zij beslag hadden gelegd bij een derde terecht waren gekomen.
De Hoge Raad komt deze beslagleggers te hulp en doet dat in een uitspraak die niet alleen voor het Yukos-geval van belang is maar ook voor andere situaties waarin de beslagdebiteur de beslagen goederen (dus zaken en vermogensrechten) overdraagt aan een derde en daarna ‘verdwijnt’, bijvoorbeeld via een turboliquidatie. De beslaglegger mag in die situatie de procedure gaan richten op de verkrijger van de in weerwil van het beslag overgedragen zaken, door die in het geding op te roepen. De beslaglegger kan dan vorderen dat voor recht wordt verklaard dat de vorderingen toewijsbaar zijn en dat hij daarvoor verhaal kan nemen op de goederen waarop het beslag rust. Deze uitspraak biedt inderdaad een oplossing voor de beslaglegger in een geval à la Yukos. De oplossing van de Hoge Raad lijkt echter vrij eenvoudig te ontgaan, met name doordat de verkrijger de goederen weer doorlevert. Het wordt voor de beslaglegger ondoenlijk, gesteld al dat hij in dat geval ook verhaal mag zoeken onder de nieuwe verkrijger, om de eis in hoofdzaak ‘om te gaan bouwen’ tot een procedure tegen deze nieuwe partij. Kortom, obstructie ligt op de loer en de beslaglegger kan in een kat- en muisspel terecht komen dat hem veel tijd en geld zal kosten.