Het concurrentiebeding en het schriftelijkheidsvereiste
Het concurrentiebeding en het schriftelijkheids-vereiste (artikel 7:653 lid 1 BW)
De Hoge Raad heeft in maart 2008 een belangrijke uitspraak gedaan over de voorwaarde dat een concurrentiebeding schriftelijk moet worden overeengekomen.
In artikel 7:653 lid 1 BW is bepaald dat een concurrentiebeding alleen geldig is, indien de werkgever dit schriftelijk is overeengekomen met de werknemer. Dit vereiste van schriftelijkheid is door de Hoge Raad altijd streng uitgelegd, met als motivering dat het een bijzondere waarborg is dat de werknemer de consequenties van het voor hem bezwarende concurrentiebeding goed heeft overwogen.
De vraag luidt wanneer er aan dit zgn. ‘schriftelijkheidsvereiste’ is voldaan. In de praktijk doen zich vooral problemen voor, als een concurrentiebeding niet is opgenomen in de arbeidsovereenkomst, maar in algemene arbeidsvoorwaarden of in een arbeidsreglement. Hierover is al vaak geprocedeerd, maar de lagere rechters deden hierover verschillende uitspraken.
Jurisprudentie van lagere rechters
Zo oordeelde de rechtbank Haarlem in april 2000 dat niet aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan, als in de arbeidsovereenkomst Algemene Voorwaarden van toepassing worden verklaard en in die Algemene Voorwaarden een concurrentiebeding is opgenomen. In haar arrest van 4 mei 2004 gaf het Gerechtshof te Den Bosch aan dat een concurrentiebeding dat is opgenomen in algemene arbeidsvoorwaarden geldig is, omdat de werknemer die voorwaarden voor akkoord had ondertekend (terwijl de werknemer de arbeidsovereenkomst daarentegen niet had ondertekend). In juni 2005 oordeelde de kantonrechter Utrecht dat niet aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan, als in een aanstellingsbrief wordt vermeld dat het in het personeelsreglement opgenomen concurrentiebeding van toepassing is. Hoewel het personeelsreglement integraal onderdeel uitmaakte van de arbeidsovereenkomst en de werknemer schriftelijk had verklaard dat hij akkoord ging met de inhoud van dat reglement, vond de kantonrechter dat niet aan het schriftelijkheidsvereiste was voldaan. De kantonrechter vond dat het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst zelf opgenomen moest zijn.
Met haar uitspraak van 28 maart 2008 heeft de Hoge Raad duidelijk aangegeven wanneer er is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste. Hieronder volgen kort de feiten.
De feiten
Een werknemer was op 1 april 1987 bij de werkgever in dienst getreden. Op 12 december 1997 heeft de werkgever nieuwe arbeidsvoorwaarden aan werknemer toegezonden. In de daarbij behorende brief was de volgende passage opgenomen:
"Het doet ons een genoegen u hierbij het nieuwe exemplaar van onze arbeidsvoorwaarden zoals deze per 1 januari 1998 zal gelden te mogen aanbieden. Deze arbeidsvoorwaarden treden in de plaats van het eerder aan u overhandigde exemplaar. Door mede ondertekening verklaart u zich accoord met de inhoud van de gewijzigde voorwaarden. Graag ontvangen wij één exemplaar van deze brief van u retour.”
In die arbeidsvoorwaarden was in artikel 27 een concurrentiebeding opgenomen. De werknemer heeft de brief van 12 december 1997 ondertekend en geretourneerd. Op de brief had hij met de hand geschreven:“deze zijn door mij geaccordeerd”.
In 2006 heeft de werknemer de arbeidsovereenkomst opgezegd en is hij in dienst getreden bij een concurrent. De werkgever vond dat de werknemer i.v.m. het concurrentiebeding niet in dienst mocht treden bij die concurrent. De werknemer vond dat het concurrentiebeding niet rechtsgeldig was overeengekomen, omdat hij de arbeidsvoorwaarden niet (voor akkoord) had ondertekend.
Het oordeel van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (LJN: BC0384)
De Hoge Raad herhaalde dat een concurrentiebeding schriftelijk moet worden overeengekomen, omdat in het schriftelijkheidsvereiste een bijzondere waarborg is gelegen dat de werknemer de consequenties van dit voor hen bezwarende beding goed heeft overwogen.
Aan het schriftelijkheidsvereiste is volgens de Hoge Raad in ieder geval voldaan indien de werknemer een arbeidsovereenkomst waarin een concurrentiebeding is opgenomen of enig ander geschrift waarin een concurrentiebeding als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden voorkomt, heeft ondertekend, omdat de werknemer daarmee tot uitdrukking brengt dat hij heeft kennisgenomen van het concurrentiebeding zoals dat in schriftelijke vorm aan hem ter hand is gesteld en dat hij daarmee instemt. Tot zover dus geen verrassingen.
Wordt in een arbeidsovereenkomst of een brief verwezen naar bijgevoegde arbeidsvoorwaarden waarin een concurrentiebeding voorkomt en verklaart de werknemer zich door ondertekening van die arbeidsovereenkomst of die brief akkoord met die arbeidsvoorwaarden, dan is aan het genoemde schriftelijkheidsvereiste eveneens voldaan. Ook in een zodanig geval heeft de werknemer volgens de Hoge Raad door die ondertekening tot uitdrukking gebracht dat hij heeft kennisgenomen van het concurrentiebeding zoals dat in schriftelijk vorm aan hem ter hand is gesteld en dat hij daarmee instemt.
Voor de geldigheid van het concurrentiebeding in een geval als het onderhavige is niet vereist dat de bijgevoegde arbeidsvoorwaarden zelf waarnaar in de begeleidende brief wordt verwezen, door de werknemer zijn ondertekend. Evenmin is vereist dat de akkoordverklaring op de brief uitdrukkelijk naar de aanvaarding van het concurrentiebeding verwijst.
De Hoge Raad benadrukt wel dat niet aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan in gevallen waarin de werknemer zich schriftelijk akkoord verklaart met de inhoud van een niet als bijlage in schriftelijke vorm bijgevoegd document waarin een concurrentiebeding voorkomt, tenzij de werknemer daarbij uitdrukkelijk verklaart dat hij met het concurrentiebeding instemt.
Samenvattend
Uit dit voor de praktijk belangrijke arrest kunnen de volgende conclusies worden getrokken. Aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan indien:
- de werknemer een arbeidsovereenkomst waarin een concurrentiebeding is opgenomen heeft ondertekend;
- de werknemer een ander geschrift waarin een concurrentiebeding als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden voorkomt, heeft ondertekend;
- in een arbeidsovereenkomst wordt verwezen naar bijgevoegde arbeidsvoorwaarden waarin een concurrentiebeding voorkomt en de werknemer zich door ondertekening van die arbeidsovereenkomst akkoord heeft verklaard met die arbeidsvoorwaarden;
- in een brief wordt verwezen naar bijgevoegde arbeidsvoorwaarden waarin een concurrentiebeding voorkomt en de werknemer zich door ondertekening van die brief akkoord heeft verklaard met die arbeidsvoorwaarden;
Het is niet vereist dat de bijgevoegde arbeidsvoorwaarden, waarnaar in de begeleidende brief wordt verwezen, door de werknemer zijn ondertekend. Ook is niet vereist dat de akkoordverklaring op de brief uitdrukkelijk naar de aanvaarding van het concurrentiebeding verwijst.Er is echter niet aan het schriftelijkheidsvereiste voldaan, als de werknemer zich schriftelijk akkoord verklaart met een schriftelijk stuk waarin een concurrentiebeding voorkomt, terwijl dat document niet is bijgevoegd (tenzij de werknemer daarbij uitdrukkelijk verklaart dat hij met het concurrentiebeding instemt).
Conclusie
De Hoge Raad heeft het schriftelijkheidsvereiste minder streng ingevuld dan menigeen zal hebben verwacht. In de praktijk zullen werknemers vaker dan voorheen gebonden blijken te zijn aan een concurrentiebeding. Over de wenselijkheid hiervan kan men uiteraard verschillend denken. Als gevolg van deze door de Hoge Raad geformuleerde heldere regels zal er, zo mogen wij verwachten, een einde komen aan de rechtsonzekerheid op dit punt en de verdeeldheid hierover onder de lagere rechters.