Faillissement VOF leidt niet automatisch tot faillissement van haar vennoten
De Hoge Raad is om! Een faillissement van een vennootschap onder firma (VOF) leidt niet noodzakelijkerwijs tot het faillissement van de vennoten van de VOF, aldus de Hoge Raad in zijn arrest van 6 februari 2015. De Hoge Raad komt daarmee terug op vaste jurisprudentie waaruit volgde dat het faillissement van een VOF automatisch leidde tot het faillissement van de vennoten.
In een zaak die aan de Hoge Raad werd voorgelegd was er sprake van een VOF waarvan het faillissement werd aangevraagd door een van de vennoten. Tegelijkertijd werd ook het faillissement van de andere vennoot aangevraagd. De vennoot van wie het faillissement werd aangevraagd had inmiddels een verzoek voor de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) ingediend. Op grond van artikel 3a Faillissementswet zou eerst het verzoek tot toepassing van de Wsnp in behandeling moeten worden genomen. Inmiddels was de VOF in staat van faillissement verklaard. Het Gerechtshof oordeelde in hoger beroep dat het beroep van de vennoot op artikel 3a Fw hem niet kon baten omdat de VOF inmiddels in staat van faillissement is verklaard. Daarmee was gegeven dat ook de vennoot failliet was, aldus het Gerechtshof.
De Hoge Raad stelt in de eerste plaats vast dat de VOF, alhoewel zij geen rechtspersoonlijkheid heeft, wel een afgescheiden vermogen heeft en een rechtssubject is dat zelfstandig aan het rechtsverkeer kan deelnemen. De vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de VOF, hetgeen er in de regel toe zal leiden dat het faillissement van de VOF ook het faillissement van de vennoten met zich meebrengt, aldus de Hoge Raad. Hieruit kan volgens de Hoge Raad niet worden afgeleid dat het faillissement van de VOF steeds en zonder meer het faillissement van de vennoten met zich meebrengt. Zo kan het zijn dat, in tegenstelling tot de VOF, een vennoot wel voldoende privé vermogen heeft om schuldeisers te betalen. Daarnaast is het mogelijk dat een vennoot, anders dan de VOF, een aan hem toekomend verweermiddel kan inroepen (denk daarbij bijvoorbeeld aan een beroep op verrekening).
Ook de invoering van de schuldsaneringsregeling (Wsnp) brengt met zich mee dat het faillissement van de VOF niet noodzakelijkerwijs leidt tot het faillissement van een vennoot. Vennoten die een Wsnp-verzoek hebben ingediend bij de Rechtbank kunnen niet zonder meer failliet worden verklaard, als het faillissement van de VOF wordt uitgesproken.
Het is tenslotte volgens de Hoge Raad ook in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) om een vennoot automatisch failliet te laten verklaren, zonder dat dit ten aanzien van hem afzonderlijk is verzocht en zonder dat onderzocht is of hij wel verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen.