Een belangrijk gebleken voorwaarde in de ontslagvergunning!

Om te voorkomen dat bij een verval van arbeidsplaatsen, die tijdelijk blijkt te zijn, kort na het verlenen van de ontslagvergunning een vervanger in dienst wordt genomen, kan aan de ontslagvergunning door het UWV Werkbedrijf de zogenaamde "wederindiensttredingsvoorwaarde" worden verbonden. Deze voorwaarde heeft tot gevolg dat de werkgever, binnen 26 weken na bekendmaking van de toestemming tot ontslag, geen werknemer in dienst mag nemen voor het verrichten van werkzaamheden van dezelfde aard, voordat de werknemer die mag worden ontslagen de gelegenheid heeft gekregen zijn oude werk op de bij de werkgever gebruikelijke voorwaarden te hervatten. De aard van de voorwaarde maakt de ontslagbeschikking een voorwaardelijke beschikking, omdat opzegging van de arbeidsverhouding alleen kan met inachtneming van de genoemde voorwaarde. Als een werkgever de gestelde voorwaarde overtreedt, wordt de opzegging geacht te zijn geschied zonder vergunning. De werknemer kan het ontslag dan aanvechten door de opzegging te vernietigen of een vordering uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag in te stellen, met alle financiële gevolgen van dien voor de werkgever. Dit blijkt ook uit de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 6 augustus 2014.

In deze casus was de eiseres sinds 16 september 1991 als dierenartsassistente werkzaam voor een maatschap van drie dierenartsen. Naast de eiseres was nog één assistente in vaste dienst, en waren er drie assistentes met een contract voor bepaalde duur werkzaam bij de maatschap. Wegens bedrijfseconomische noodzaak (omzetdaling en structurele werkvermindering) was de maatschap van mening dat de functie van dierenartsassistente (eiseres) geheel diende te vervallen. Na slechts één schriftelijke ronde heeft het UWV WERKbedrijf aan de maatschap toestemming tot opzegging verleend met daaraan verbonden de wederindiensttredingsvoorwaarde. In een brief van 10 juni 2013 heeft de maatschap de arbeidsovereenkomst vervolgens opgezegd tegen 1 oktober 2013. De dag na het gedwongen afscheid van de eiseres nam de maatschap een ‘hondentrimster’ in dienst. Eiseres stapt hierop naar de kantonrechter omdat zij de opzegging van haar arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk acht, daar zij van mening is dat de ‘hondentrimster’ werkzaamheden verricht van dezelfde aard als zij tot dan toe verrichtte. Eiseres eist EUR 24.000,- als schadevergoeding van de maatschap wegens kennelijk onredelijke ontslag (EUR 14.000 gederfde inkomsten en EUR 10.000 aan ‘gederfde levensvreugde’).

De kantonrechter overweegt, omdat in het contract van de ‘hondentrimster’ voorzien is in de mogelijkheid dat aan haar werkzaamheden opgedragen zouden worden die ‘in het bedrijfsbelang noodzakelijk’ dan wel ‘redelijkerwijze van haar te verwachten’ waren, de maatschap zich volop de mogelijkheid had verschaft te waarborgen dat de drie overblijvende dierenartsen van assistentie verzekerd waren. Volgens de kantonrechter was daarbij niet gebleken dat de maatschap na 1 oktober 2013 over enig ander personeelslid dan de ‘hondentrimster’ beschikte om de klantentelefoon te bedienen, eenvoudige vragen te beantwoorden, spreekuren te regelen, afspraken te maken etc., op momenten dat de drie artsen zelf daartoe niet in staat of bereid waren. Een kliniek met drie dierenartsen zonder enige vorm van assistentie laat zich volgens de kantonrechter moeilijk voorstellen. De kantonrechter meent dat het aldus eenvoudigweg niet anders kan dan dat de ‘hondentrimster’ (ongeacht of zij nu serieus als ‘trimster’ aangenomen is of dat dit slechts een dekmantel is voor andere werkzaamheden) voor minstens een deel van haar tijd op de kliniek werk doet dat eiseres voorheen deed. De kantonrechter overweegt dat als daarmee al niet de ontbindende voorwaarde waaronder de UWV-toestemming verleend is, in vervulling gegaan is, er dan op zijn minst sprake is van een vorm van valsheid in de redengeving van de opzegging, namelijk op het punt dat in het geheel geen werk voor een dierenassistente in de kliniek meer zou overblijven na 30 september 2013. Als werkneemster met de hoogste anciënniteit mocht eiseres dan ook van de maatschap verlangen dat volledige openheid van zaken gegeven was en dat uiteraard op een veel eerder moment dan in deze procedure.

Kennelijke onredelijkheid van een opzegging wegens een op zijn minst ten dele vals motief leidt volgens de kantonrechter tot een volledige schadevergoeding. In geval van volledig neutrale ontbinding zou eiseres met haar 22 dienstjaren en een leeftijd ouder dan 54 jaar al recht hebben op een hoger bedrag dan de in totaal EUR 24 000,- bruto die als schadevergoeding gevorderd wordt. De kantonrechter concludeert daarom tot toewijzing van het volledige gevorderde bedrag.

Indien u arbeidsrechtelijke vragen heeft over (onder meer) het verkrijgen van een ontslagvergunning, dan kunt u zich wenden tot onze specialisten op dit gebied.

 

 

Specialism