Kan vierde arbeidsovereenkomst eindigen op vooraf afgesproken datum?

Op 30 juli 2013 heeft het Hof Den Bosch arrest gewezen in een zaak waarin de vraag centraal stond of het mogelijk is om na drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te gaan met een vaste einddatum waarop de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden zal eindigen.

De wet bepaalt dat indien tussen werkgever en werknemer meer dan 3 voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 3 maanden, dat dan de laatste arbeidsovereenkomst geldt voor onbepaalde tijd. Van deze bepaling kan slechts ten nadele van de werknemer mag worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst.

In de zaak waarin het Hof moest oordelen eindigde de derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op 18 februari 2011. Vervolgens hebben partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten waarbij zij afspraken dat deze (vierde) arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 1 januari 2012 zou eindigen. Daartoe sloten partijen gelijktijdig met de arbeidsovereenkomst ook een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

In deze vaststellingsovereenkomst is onder andere bepaald dat de werkgever alleen bereid is geweest de arbeidsovereenkomst voort te zetten voor zover er vooraf duidelijkheid zou bestaan over de einddatum. In de vaststellingsovereenkomst is tevens bepaald dat de werkgever de werknemer heeft geadviseerd juridisch advies in te winnen en dat de werknemer de inhoud van de regeling en de consequenties daarvan volledig heeft begrepen.

In december 2011 heeft de werknemer de nietigheid van de vaststellingsovereenkomst ingeroepen wegens strijd met de wet. Daarbij stelde de werknemer dat hij tegen zijn wil heeft ingestemd met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. De werknemer vorderde in rechte onder andere doorbetaling van loon (na de betwiste einddatum van de arbeidsovereenkomst). De werknemer is door de kantonrechter in het gelijk gesteld. De kantonrechter vond dat de wettelijke bescherming niet opzij kon worden gezet met een vaststellingsovereenkomst. Tegen deze beslissing van de kantonrechter is de werkgever met succes in beroep gegaan.

Volgens het Hof Den Bosch gold de vierde arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ondanks dat tegelijkertijd met het sluiten van deze overeenkomst werd afgesproken dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 1 januari 2012 zou eindigen. Daarmee is volgens het Hof geen sprake van een vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en mist de ketenregeling derhalve toepassing.

Het Hof vervolgde dat afspraken in een vaststellingsovereenkomst ook geldig zijn indien zij in strijd zijn met dwingend recht, tenzij de afspraken tevens naar inhoud of strekking in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden. Indien al sprake zou zijn van strijdigheid met een dwingendrechtelijke bepaling dan tast deze strijdigheid volgens het Hof de rechtsgeldigheid van de vaststellingsovereenkomst niet aan. De werknemer zou onvoldoende hebben onderbouwd dat sprake zou zijn van strijd met de openbare orde of de goede zeden. Nu de werknemer voorts de nietigheid in plaats van de vernietigbaarheid had ingeroepen, verwierp het Hof de stelling van de werknemer dat hij tegen zijn wil de vaststellingsovereenkomst had ondertekend. Het Hof liet de vaststellingsovereenkomst dan ook in stand waarmee de arbeidsovereenkomst op 1 januari 2012 rechtsgeldig was geëindigd.

Het arrest van het Gerechtshof Den Bosch kan hier worden gelezen.

Specialism