Is de letter van de overeenkomst heilig?
Het gebeurt met grote regelmaat dat, na het sluiten van een overeenkomst, blijkt dat een bepaalde clausule toch voor verschillende uitleg vatbaar is. Daar kunnen hele discussie over ontstaan.
Soms gaat het om slechts één woord in een contract. Komt het vervolgens tot een rechtszaak of arbitrage dan zijn de rechters of arbiters normaal gesproken geneigd te gaan onderzoeken wat partijen nu precies hebben bedoeld met de betreffende clausule. De rechters of arbiters gaan de clausule dan als het ware zelf uitleggen, mede op basis van door partijen te leveren bewijs. In de wandelgangen wordt dat aangeduid als ‘Haviltexen’, genoemd naar een bekend arrest hierover van de Hoge Raad. Dit Haviltexen kan soms zo ver gaan dat rechters of arbiters onder omstandigheden de letterlijke tekst van een contract opzij zetten en vaststellen dat partijen iets anders hebben afgesproken dan letterlijk op papier staat.
De Hoge Raad heeft in het zogenoemde PontMeyer-arrest uit 2007 echter bepaald dat de letterlijke tekst van een contractuele clausule toch wel doorslaggevend moet zijn als er sprake is van een clausule in een overeenkomst tot overname van een onderneming, waarbij de beide contractspartij zijn bijgestaan door juridische adviseurs. In dat arrest was voor de Hoge Raad van belang dat in de overeenkomst een ‘entire agreement clause’ was opgenomen. Het ging in die zaak om de toepassing van een clausule over de ‘toerekening’ van fiscale verplichtingen aan de koper en de verkoper en het ging om grote bedragen. Uiteindelijk werd door de rechter vastgesteld dat de letterlijke tekst van de koopovereenkomst doorslaggevend was, terwijl het resultaat daarvan niet perse redelijk leek en de tekst misschien wel anders bedoeld was (dus: ongelukkig was geformuleerd).
In een nieuw arrest lijkt de Hoge Raad toch enigszins te zijn terug gekomen op de strenge leer van het Pont Meyer-arrest. De zaak speelde tussen Lundiform en Mexx en ging over een samenwerkingsovereenkomst voor de inrichting van Mexx-winkels door Lundiform. Er ontstond tussen partijen een geschil over de nakoming van de afspraken. De feitenrechter vond dat moest worden uitgegaan van de letterlijke tekst van de overeenkomst, vanwege het uitgangspunt dat het om een commerciële overeenkomst gaat, gesloten tussen professioneel opererende partijen die over de inhoud van de overeenkomst hebben onderhandeld, terwijl – gezien de ‘entire agreement clause’ – het de bedoeling was om in de overeenkomst de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te leggen. De Hoge Raad is het met dit uitgangspunt op zich wel eens, maar vindt in dit geval toch dat de rechter nader had moeten onderzoeken of er niet omstandigheden waren (door Lundiform gesteld), die zouden maken dat van de letterlijke tekst moet worden afgestapt en er dus toch een nadere uitleg van de clausule(s) dient plaats te vinden. De Hoge Raad geeft ook aan dat een ‘entire agreement clause’ op zich niet voldoende is om steeds van de letterlijke tekst van het contract uit te gaan. De letter van het contract is dus zeker niet altijd heilig. Het Lundiform-arrest is hier te lezen.
Het blijft al met al zeer belangrijk om de overeenkomsten zo op te stellen en uit te onderhandelen, dat er steeds duidelijke en afdwingbare afspraken worden gemaakt. De advocaten van Blauw Tekstra Uding kunnen u daarbij goed behulpzaam zijn.