Wie moet bewijzen dat een handtekening echt is?
Het komt geregeld voor dat in een procedure wordt gediscussieerd over de echtheid (‘authenticiteit’) van een in het geding gebrachte onderhandse akte, waar één van de partijen zich op beroept. Onderhandse akte is een ruim begrip: het moet een schriftelijk stuk zijn met een handtekening eronder. Meestal zal het gaan om een overeenkomst of bijvoorbeeld een ontvangstbewijs dan wel een (eenzijdige) schriftelijke bevestiging van bepaalde afspraken. Zelfs een bierviltje met een daarop genoteerde afspraak kan een onderhandse akte vormen, mits voorzien van een handtekening. Eigenlijk is een onderhandse akte elk schriftelijk, ondertekend stuk dat tot bewijs kan dienen, niet zijnde een ambtelijke of notariële akte. Neem nu het volgende geval.
Een assurantietussenpersoon krijgt op enig moment een schade-uitkering ten behoeve van een klant ter hoogte van € 11.850. Enkele jaren later meldt deze klant zich bij de tussenpersoon met de mededeling dat hij nog steeds niet dat bedrag doorbetaald heeft gekregen. De tussenpersoon komt met een brief waarin staat vermeld dat het bedrag door de klant is ontvangen, met daaronder een handtekening die volgens de tussenpersoon de handtekening van de klant is. De klant zou aldus de (contante) ontvangst van het bedrag hebben bevestigd. Hij ontkent echter in de daarop volgende procedure dat het zijn handtekening betreft.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de klant stellig heeft ontkend dat de handtekening onder de brief van hem afkomstig is. Daarvoor is voldoende dat de klant met duidelijke en ondubbelzinnige bewoordingen verklaart dat de handtekening onder de ‘akte’ niet de zijne is. Onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019 overweegt het Hof verder dat de ontkenner in een geval als dit geen onderbouwing van zijn ontkenning hoeft te geven. Het gevolg hiervan is dat de akte/brief geen bewijskracht heeft en de tussenpersoon dus met andere middelen zal moeten bewijzen dat de klant het bedrag wel ontvangen heeft.
Voor de praktijk is het dus van het grootste belang dat een partij die een beroep wil doen op een gemaakte afspraak, kan aantonen dat de daaronder gezette handtekening ook echt afkomstig is van de betreffende partij. De meest vergaande maatregel is om de handtekening door een notaris te laten ‘legaliseren’, maar dat is omslachtig. Een meer praktische oplossing is om ervoor te zorgen dat uit begeleidende documenten blijkt dat de handtekeningen door die partijen zijn gezet. Denk bijvoorbeeld aan een e-mail, waar het getekende stuk is bijgevoegd met een begeleidend bericht van de ondertekenaar. Daarmee is vast te stellen dat die partij inderdaad zijn of haar handtekening heeft gezet.