Geen OR; toch medezeggenschap bij een reorganisatie?
De kantonrechter te Amsterdam heeft geoordeeld dat een werkgever de ontslagprocedures bij het UWV moest intrekken (dan wel geen gebruik mocht maken van de door het UWV verleende ontslagvergunningen) omdat de werkgever de personeelsvertegenwoordiging, hierna: “PVT”, niet om advies over het voorgenomen reorganisatiebesluit had gevraagd.
Juridisch kader
Een onderneming waar ten minste 10 personen maar minder dan 50 personen werkzaam zijn, kan een PVT instellen. Indien een PVT is ingesteld is de ondernemer verplicht de PVT om tijdig advies te vragen over een voorgenomen besluit dat kan leiden tot verlies van tenminste een vierde van de arbeidsplaatsen in de onderneming. Indien een medezeggenschapsorgaan ontbreekt, dient de ondernemer in zo’n geval het gehele personeel om advies te vragen.
Feiten
Eind 2012 heeft het personeel van de werkgever voorbereidingen getroffen om een PVT op te richten. Uit een e-mail van de directeur van de werkgever van begin januari 2013 blijkt dat hij op de hoogte is van de oprichting van de PVT. Op 25 januari 2013 heeft de werkgever voor 18 van de 42 werknemers een ontslagvergunning bij het UWV aangevraagd. Na de aanvragen heeft de directeur de PVT uitgenodigd om te overleggen over de voorgenomen reorganisatie. De PVT heeft vervolgens verzocht om medezeggenschap en de directeur verzocht om de ontslagaanvragen in te trekken. De werkgever heeft dat geweigerd.
De PVT heeft de kantonrechter in kort geding verzocht de werkgever te bevelen de ontslagaanvragen in te trekken, dan wel indien de ontslagvergunningen reeds mochten zijn verleend, de werkgever te verbieden daarvan gebruik te maken.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter oordeelde op 11 maart 2013 dat – anders dan de werkgever had betoogd – de PVT rechtsgeldig was opgericht (door de medewerkers zelf) en dat een PVT haar rechten (in een procedure) kan afdwingen, op kosten van de ondernemer. Daarbij vond de kantonrechter dat indien de PVT nog niet zou zijn opgericht ten tijde van de ontslagaanvragen, de werkgever wel wist of kon weten dat de PVT op korte termijn zou zijn opgericht. De werkgever had de oprichting van de PVT dan moeten afwachten zodat de PVT haar medezeggenschapsrechten had kunnen uitoefenen.
Bovendien, aldus de kantonrechter, heeft de werkgever ook in het geval dat de PVT daadwerkelijk nog niet was opgericht en/ of de werkgever niet met de oprichting bekend was, de medezeggenschapsrechten van haar medewerkers veronachtzaamd. Op grond van de Wet op de ondernemingsraden had de werkgever bij het ontbreken van een PVT alle medewerkers vóór het indienen van de ontslagaanvragen over het voorgenomen besluit tot reorganisatie dienen te horen. Dit advies heeft de werkgever niet gevraagd.
De kantonrechter kwam tot het slotoordeel dat de PVT adviesrecht toekwam, welk advies op een zodanig tijdstip had moeten worden gevraagd dat het nog van wezenlijke invloed op de besluitvorming had kunnen zijn. De kantonrechter heeft de werkgever dan ook bevolen de verzoeken om ontslagvergunningen in te trekken en – voor zover de ontslagvergunningen reeds zouden zijn verleend – de werkgever verboden van de ontslagvergunningen gebruik te maken.
Het vonnis kunt u hier lezen.