Een nieuw bodemrecht voor de fiscus per 1 januari 2013?
Met het bodemrecht heeft de fiscus een zeer ingrijpend wapen in handen. De fiscus kan zich hiermee namelijk, ter incassering van belastingschulden, verhalen op bepaalde zaken van derden - leveranciers onder eigendomsvoorbehoud en leasemaatschappijen - of op zaken die zijn verpand aan de financiers, meestal de banken. Het moet dan gaan om ‘bodemzaken’; dat zijn vooral machines en inventariszaken die zich op de bodem van de belastingschuldige bevinden. Voorraden, waaronder showroommodellen, zijn geen bodemzaken. Dit bodemrecht is al jaren erg omstreden, maar de fiscus is niet bereid het af te schaffen. In Duitsland bestaat dit recht al sinds 1999 niet meer.
Met name banken en leasemaatschappijen zijn sinds het begin van de crisis in 2007 op grote schaal gebruik gaan maken van bodemverhuurconstructies. Het gaat hier om een methode waarbij de bank of leasemaatschappij het pand gaat huren waarin de bodemzaken zich bevinden, om er zodoende voor te zorgen dat de bodem verdwijnt. De belastingschuldige heeft dan geen toegang meer tot het pand, dan wel het gedeelte van het pand waarin de betreffende zaken zich bevinden. Deze bodemverhuurconstructies zijn de fiscus een doorn in het oog. Dat is niet goed te begrijpen, omdat de banken, leveranciers en leasemaatschappijen normaal gesproken het recht zouden hebben de bodemzaken onder zich te nemen. Door een bodemverhuur toe te passen, hoeven de zaken niet te worden afgevoerd en kan de onderneming in principe in stand blijven, bijvoorbeeld ten behoeve van een doorstart.
Het Ministerie van Financiën is desondanks van mening dat de bodemverhuurconstructies moeten worden bestreden en is op Prinsjesdag 2012 plotseling met een voorstel gekomen om het bodemrecht van de fiscus in vergaande mate aan te scherpen. Het voorstel is opgenomen in het Belastingplan 2013 en het is de bedoeling dat het al per 1 januari 2013 zal worden ingevoerd. Kort gezegd, komt het voorstel er op neer dat een pandhouder of een derde- eigenaar van een bodemzaak, die handelingen wil verrichten waardoor de zaak de status van bodemzaak kan verliezen – dus een bodemverhuur, het in vuistpand nemen, in eigendom opeisen e.d. – dit eerst dient te melden aan de ontvanger. De ontvanger heeft dan vier weken de tijd om te beslissen of hij bodembeslag gaat leggen. Gaat hij daartoe over, dan heeft de betreffende pandhouder, leasemaatschappij of leverancier het nakijken en kan de ontvanger zich op ‘diens’ zaak gaan verhalen. Heeft de bodemzaak een voldoende substantiële waarde en heeft de ondernemer die de bodemzaak gebruikt (materiële) belastingschulden, dan zal de ontvanger dit zeker doen. Indien de pandhouder of derde-eigenaar van de bodemzaak niet aan deze meldingsplicht heeft voldaan, dan is de sanctie dat hij de executiewaarde van de bodemzaak aan de fiscus moet vergoeden.
De Raad van State heeft een zeer kritisch advies over dit nieuwe bodemrecht uitgebracht. Volgens dit college moet er eerst een maatschappelijke discussie over het bodemrecht plaats vinden en kan er pas daarna worden besloten een apart wetsvoorstel in te dienen. Dit voorstel hoort volgens de Raad van State niet thuis in het Belastingplan 2013. Door het voorstel hierin toch op te nemen, is de kans groot dat het ook inderdaad al per 1 januari 2013 wordt ingevoerd. De overheid verwacht op deze manier per jaar € 100 miljoen binnen te krijgen. Het voorstel is duidelijk haastwerk en biedt op voorhand al diverse ‘ontsnappingsroutes’.
Inmiddels is er een tweetal artikelen over dit onderwerp van mijn hand verschenen in het Tijdschrift Financiering Zekerheden en Insolventierechtpraktijk (de FIP). Ook verscheen er een artikel over dit onderwerp van mij in het FD van 16 november jl. Klik hier voor de verwijzing naar de genoemde artikelen.