Wat te doen in geval van bewijsnood?
In civiele procedures vormen schriftelijke stukken belangrijk bewijs. Het vergaren van dit bewijs is niet altijd even eenvoudig. Zeker niet, als die stukken in handen van de wederpartij zijn, en die niet bereid is om deze vrijwillig af te geven. De wet biedt hiervoor een handig hulpmiddel: het recht op inzage, afschrift of uittreksel op grond van art. 843a Rv.
Een dergelijke vordering tot exhibitie van bescheiden kan worden ingesteld wanneer wordt voldaan aan drie vereisten. Ten eerste moet de verzoeker een rechtmatig belang hebben. Ten tweede dient het verzoek betrekking te hebben op specifieke bescheiden, zodat zogenoemde ‘fishing expeditions’ kunnen worden voorkomen. Ten derde: de verzoeker moet partij zijn bij de rechtsbetrekking.
In 2006 oordeelde de Hoge Raad al dat de vordering tot nakoming van deze exhibitieplicht moet worden gezien als een zelfstandige bevoegdheid. Met andere woorden: de vordering kan zowel worden ingesteld in een lopende procedure, als in een afzonderlijk geding.
Tot voor kort stond de vraag open of de exhibitieplicht kan worden gevorderd in een afzonderlijk geding voor de Nederlandse rechter, wanneer de hoofdprocedure tussen partijen niet in Nederland aanhangig is, en naar verwachting ook niet zal worden. De Hoge Raad beantwoordde deze vraag bevestigend. Daarbij oordeelde de Hoge Raad dat indien er niet in Nederland maar wel in het buitenland wordt geprocedeerd, er doorgaans sprake zal zijn van een rechtmatig belang. Het verzoek tot overleggen van bescheiden zal dan toewijsbaar zijn, als ook aan de overige voorwaarden van deze plicht wordt voldaan. Het arrest van de Hoge Raad is hier te lezen.
Kortom, een vordering tot exhibitie van bescheiden kan voor de praktijk een nuttig hulpmiddel zijn om bewijs te vergaren. Er zijn zelfs mogelijkheden als de hoofdprocedure in het buitenland aanhangig is.
Bij de ervaren procesadvocaten van Blauw Tekstra Uding kunt u altijd even informeren wat voor u de mogelijkheden zijn.